Economie Onderwijs

Classificatie van de economische benaderingen

Huidige situatie >> Definities

Economische Theoretische Benaderingen

Oostenrijkse school

Sleutelfiguren: Carl Menger, Friedrich Hayek, en Ludwig von Mises.

Beschrijving: Ontstond aan het eind van de 19e eeuw in Oostenrijk, verklaart de economische realiteit door haar af teleiden uit bepaalde universele principes zoals subjectieve waarde, spontane orde en opportunity cost. De School werd sterker herkenbaar en intern georganiseerd na de Tweede Wereldoorlog, toen neoklassieke economie de formalistische revolutie doormaakte en daarmee verder af kwam te staan van de Oostenrijkse School; daarvoor waren die twee sterk vergelijkbaar. Omdat de wereld complex is en voor een belangrijk deel zelfs onkenbaar, worden ongelimiteerde markten gezien als de beste institutie, aangezien zij cruciale informatie verspreiden via het prijsmechanisme.

Zie Oostenrijkse School voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

GEdragseconomie

Sleutelfiguren: Herbert Simon, Daniel Kahneman, en Amos Tversky.

Beschrijving: Gebruikt inzichten uit de psychologie om te verklaren hoe, wanneer en waarom mensen zich gedragen op manieren die afwijken van de neoklassieke theorie. Komt hiermee tot de conclusie dat rationaliteit beperkt is. In plaats van informatie te verwerken als een computer, zoals neoklassieke theorie aanneemt, werken mensen met vuistregels, waardoor ze grofweg hun beslissingen kunnen nemen, weliswaar onder de invloed van framing. Beslissingen binnen markten zijn echter niet willekeurig: de irrationaliteit kan voorspeld worden. Deze benadering wordt veel gebruikt in beleids- en interactieontwerp, een techniek die bekend staat als 'paternalistisch libertarisme' of 'nudging'.

Zie Gedragseconomie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

Klassieke politieke economie

Sleutelfiguren: Adam Smith, David Ricardo, en John Stuart Mill.

Beschrijving: Ontwikkeld aan het eind van de 18e eeuw om een systematische uitleg te geven van de economie door te letten op de neiging van markten om te tenderen naar evenwicht, en de interactie tussen landeigenaren, kapitalisten en arbeiders. Gebaseerd op de arbeidstheorie van waarde pleitten de meeste klassieke politieke economen voor vrijhandel en vrije markten.

Zie Klassieke politieke economie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

Complexiteitseconomie

Sleutelfiguren: William Brian Arthur, John Barkley Rosser, en Eve Mitleton-Kelly.

Beschrijving: Recentelijk ontstaan uit de toepassing van methoden uit de wiskunde, natuurkunde en biologie op economische vraagstukken. Mensen worden gezien als regel-gedreven, aangezien ze anderen nadoen en zich aanpassen aan veranderingen in hun omgeving. Niet iedereen volgt dezelfde 'regels', en 'regels' zijn niet constant over de tijd. Hierdoor is het systeem altijd onderhevig aan verandering.

Zie Complexiteitseconomie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

Ecologische economie

Sleutelfiguren: Karl William Kapp, Herman Daly, en Robert Costanza.

Beschrijving: Economieën zijn open en complexe systemen die zijn ingebed in (eco)systemen, waarvan het belangrijkste de biosfeer is. Ze moeten vanuit holistisch oogpunt bezien worden. De benadering stelt vraagtekens bij ongelimiteerde groei van materiële welvaart en het utilitaire perspectief op welzijn.

Zie Ecologische economie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

Feministische economie / sociale economie

Sleutelfiguren: Marilyn Waring, Amartya Sen, en Ester Boserup.

Beschrijving: Economisch leven is sociaal en moreel ingebed; ontwikkelingen in consumptie, productie en verdeling worden ook verklaard in het kader van de sociale en morele ankering van de economie. Mensen zijn producten van sociale interacties, die met elkaar conflicten, competitie en coöperatie aangaan op verschillende momenten. In plaats van te focussen op de 'homo economicus' die slechts markt-transacties heeft, kijkt de feministische economie naar het hele systeem van levensonderhoud, en richt zich daarin op de manieren waarop mensen zichzelf organiseren om rond te komen, als een onderling afhankelijk sociaal proces. Onbetaald werk, zoals het huishouden en zorgtaken, en informeel werk en zelfvoorzienende landbouw worden daarmee ook in de analyse meegenomen.

Zie Feministische economie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

NeoKlassieke economie

Sleutelfiguren: Léon Walras, Alfred Marshall, en Paul Samuelson.

Beschrijving: Mensen zijn rationeel en egoïstisch, want hun beslissingen worden slechts gemotiveerd door de verwachte nutsmaximalisering gebaseerd op hun vooraf gegeven en vaststaande voorkeuren. Wiskundig afgeleid van deze aannames over individuen ontstaat een analyse van markten. Deze markten werken voornamelijk via prijsmechanismen; hun efficiëntie en hun mogelijke falen worden geanalyseerd.

Zie Neoklassieke economie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

Originele institutionele economie

Sleutelfiguren: Thorstein Veblen, John Kenneth Galbraith, en Geoffrey Hodgson.

Beschrijving: Ontstond grotendeels uit het verlangen om van economie een empirische wetenschap te maken. Individuen, markten en de economie worden als een samenhangend geheel gezien. Ze worden niet geanalyseerd als individuele fenomenen, maar als zijnde ingebed in instituties. Mensen krijgen hun gewoontes en waarde-oriëntaties uit hun omgeving, die zij op hun beurt weer beïnvloeden door hun interacties met andere mensen.

Zie Oude institutionele economie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

Post-Keynesiaanse economie

Sleutelfiguren: Piero Sraffa, Nicholas Kaldor, en Hyman Minsky.

Beschrijving: Uitgangspunt is een situatie waarin actoren onzeker zijn over de toekomst, maar wel het verleden kennen. Effectieve vraag, consumtie en investeringen hangen voor een belangrijk deel af van 'animal spirits'. De normale economische situatie is er een van blijvende onvrijwillige werkloosheid en onvolledig gebruik van de productiecapaciteit. Kapitalisme bestaat op een inherent instabiele fundering, en vereist regelmatige anti-cyclische fiscale beleidsinterventies om welvaart te produceren.

Zie Post-Keynesiaanse economie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

Radicale economie

Sleutelfiguren: Karl Marx, Paul Sweezy, en Richard Wolff.

Beschrijving: Richt zich op conflict en exploitatie binnen economische systemen. Mensen zijn creatieve wezens die hun ideeën verwezenlijken via hun werk. Binnen het kapitalistisch systeem is de klassenstrijd tussen arbeiders en kapitalisten dominant. De zoektocht naar winst leidt daarbij tot continuë technologische vooruitgang en de daarbij horende economische en sociale instabiliteit.

Zie Radicale economie voor video's, boeken, artikelen en meer materiaal voor beginners.

 

Neoklassieke substromingen

Milieu-economie

Sleutelfiguren: Martin Weitzman, Robert Stavins, en Richard Tol.

Sleutelmodellen: Optimal resource depletion model en Renewable resource harvesting model.

SpelTheorie

Sleutelfiguren: John von Neumann, Thomas Schelling, en Jean Tirole.

Sleutelmodellen: Nash equilibrium en Prisoner’s dilemma.

Algemene Evenwichtstheorie

Sleutelfiguren: Léon Walras, Kenneth Arrow, en Gérard Debreu.

Sleutelmodellen: Arrow–Debreu model en Walrasian Competitive Equilibrium model.

Marginalistische mirco-economie

Sleutelfiguren: William Stanley Jevons, Alfred Marshall, en Lionel Robbins.

Sleutelmodellen: Perfect Competition model of Consumption Markets en Neoclassical microeconomic model of Labour Markets.

Monetarisme

Sleutelfiguren: Milton Friedman, Clark Warburton, en David Laidler.

Sleutelmodellen: Friedman's Quantity Theory of Money en Permanent income model.

Neoklassieke competitietheorie

Sleutelfiguren: Edward Chamberlin, Orris Herfindahl, en Heinrich Freiherr von Stackelberg.

Sleutelmodellen: Bertrand–Edgeworth model en Monopsony model.

Neoklassieke groeitheorie

Sleutelfiguren: Robert Solow, Trevor Swan, en Tjalling Koopmans.

Sleutelmodellen: Solow–Swan model en Ramsey–Cass–Koopmans model.

NeoKlassieke internationale Handelstheorie

Sleutelfiguren: Eli Heckscher, Paul Samuelson, en Bertil Ohlin.

Sleutelmodellen: Ricardian Trade model en Heckscher–Ohlin model.

Neo-keynesiaanse economie

Sleutelfiguren: John Hicks, Alvin Hansen, en Franco Modigliani.

Sleutelmodellen: IS–LM model en Phillips curve.

Nieuwe-Klassieke marcoeconomie

Sleutelfiguren: Robert Lucas, Edward Prescott, en Thomas Sargent.

Sleutelmodellen: Real Business Cycle model en Lucas Islands model.

nieuw institutionele economie

Sleutelfiguren: Oliver Williamson, Douglass North, and Daron Acemoğlu.

Sleutelmodellen: Williamson's model of managerial discretion and Williamson trade-off model.

nieuw keynesiaanse economie

Sleutelfiguren: Paul Krugman, Greg Mankiw, en George Akerlof.

Sleutelmodellen: Calvo model of Staggered Prices en Taylor model of Sticky Wages.

Publieke economie / welvaartseconomie

Sleutelfiguren: Vilfredo Pareto, Arthur Cecil Pigou, en James Buchanan.

Sleutelmodellen: Pareto efficiency en Budget-maximizing model.

 

Zie meer

Materialen: Economische theorie