Economie Onderwijs

Samenvatting

Huidige situatie >> Samenvatting

Hoe worden economen gevormd?

  • Economen leren denken in getallen, niet in structuren: 98% van de methodologie-vakken zijn kwantitatief of wiskunde.

  • Eén theoretisch perspectief heeft een quasi-monopolie: 86% van alle theorie is neoklassiek.

  • De echte economie wordt nauwelijks behandeld: 75% van alle vakken zijn pure theorie.

Hoe worden economen gevormd? Dat is de kernvraag van Thinking like an Economist?, het rapport waarop een deel van deze website is gebaseerd. Het rapport evalueert in welke mate economie-opleidingen toekomstige economen voorbereiden op de centrale maatschappelijke rol die ze later vaak zullen krijgen. Net als deze website is het rapport gemaakt door Rethinking Economics NL. Zie ook de methodologie van dit rapport, details over de data-verzameling, en de profielen van alle Nederlandse economie-bachelors. Bekijk ook de theoretische achtergrond van dit onderzoek. Of ga direct naar de aanbevelingen.

"Zeker, de theorieën en methoden die worden gedoceerd zijn toepasbaar op vele aspecten van de economie. Maar ze negeren de sociale en politieke funderingen van markten. Ze ontkennen elke andere economische logica dan het streven naar persoonlijk gewin. Ze zeggen niets over de structuur van de Nederlandse economie, over relaties tussen en binnen bedrijven, over systemisch risico, macht, welzijn, wereldwijde productieketens, menselijke relaties, geschiedenis, automatisering, het maatschappelijk middenveld, onze bestaande (polder)instituties, samenwerking en de ecologische en culturele inbedding van de economie.

Kortom: het quasi-monopolie van de neoklassieke theorie en de bijbehorende kwantitatieve methoden dwingen studenten in een gefixeerd en zeer beperkt denkraam. Dat gerichte, beperkte denkraam mag wellicht geschikt zijn voor veel academische onderzoeken, het is niet geschikt voor het vormen van professionele economen."

Data en methodologie

De data voor dit rapport komen uit een gedetailleerde analyse van 325 vakbeschrijvingen. Dit zijn alle BSc-vakken die momenteel worden aangeboden door de negen Nederlandse economie-bachelors.

Met behulp van deze gegevens kunnen we de bachelor-programma's Economie analyseren en vergelijken qua: onderzoeksmethoden, theoretische benaderingen, multi- en interdisciplinariteit, kennis van de echte economie, gereedschappen voor kritisch denken en didactische methoden. Met dit onderzoek willen we een solide basis van feiten scheppen ten behoeve van de groeiende discussie over de manier waarop we onze toekomstige economen opleiden.

Conclusies

Het economie-onderwijs in Nederland wordt gedomineerd door de studie van marktmechanismen tussen rationele, nutsmaximaliserende actoren. Het wordt impliciet aangenomen dat deze markten de enige bouwstenen zijn van onze economie, en dat alle sociale organisatie de vorm heeft van (imperfecte) marktmechanismen. Deze axiomatische benadering is het resultaat van de dominantie van de neoklassieke benadering in economiestudies: die neemt 86% van alle theorie-lestijd in beslag. Geen enkele andere benadering krijgt meer dan 4% van de theorie-lestijd. Waar aanwezig worden deze gepresenteerd als optionele extra's.

Bovendien, minstens zo schadelijk, worden studenten getraind binnen een framework dat de wereld slechts in termen van getallen ziet. 98% van alle methodologie-lestijd is gericht op kwantitatieve onderzoeksvaardigheden, of zelfs pure wiskunde. Dat betekent dat de institutionele, sociale, politieke en culturele dimensies van de samenleving, die centrale rol spelen in de vormgeving en onderbouwing van onze economie, systematisch buiten beeld blijven in curricula. Het is immers moeilijk, zo niet onmogelijk, om deze elementen adequaat te beschrijven in kwantitatieve termen. Slechts 2% van de lestijd wordt besteed aan kwalitatieve methoden zoals interviews, kwalitatief veldonderzoek, focusgroepen of het ontwerp van kwalitatieve surveys. Het resultaat: studenten worden effectief verblind voor alle aspecten van de economie die niet in statistieken kunnen worden uitgedrukt.

Daarbij wordt er in deze opleidingen vaak gedoceerd op een manier die studenten verleidt om theorie te verwarren met de echte wereld, en niet als een abstractie daarvan. Er is een brede consensus onder economen dat professioneel economen gedegen kennis van de Nederlandse economie nodig hebben. Maar Nederlandse curricula bereiden studenten hier niet op voor. 75% van alle vakken blijven geheel in de wereld van abstracte theorie en methoden, en besteden geen tijd aan economische sectoren, economische geschiedenis, of op de echte economische problemen waar de samenleving mee te kampen heeft, zoals klimaatverandering, schuldenproblematiek, armoede, handelsconflicten e.d. Dit betekent ook dat studenten niet leren waar de theorie afwijkt van de realiteit. Elke theorie is een zeer beperkte en versimpelde weergave van de echte wereld, en de beste manier om dit te beseffen is om regelmatig naar die echte wereld te kijken. Maar daar wordt slechts weinig tijd aan besteed. Studenten leren daardoor niet wat deze modellen weglaten of vervormen.

Wat betreft het ontwikkelen van een kritische geest, de meeste opleidingen besteden serieuze aandacht aan onderwerpen als ethiek, economische methodologie en wetenschapsfilosofie. Echter, in zulke vakken blijft kritisch denken meestal iets abstracts. Het quasi-monopolie van de neoklassieke benadering ondermijnt de ontwikkeling van een kritische geest, omdat het studenten niet de kans biedt om hun eigen oordeel te vormen over welke benadering past bij welke omstandigheden. Conclusie: de mate waarin economiestudenten kritisch leren denken is onvoldoende.

Wanneer geen enkele andere benadering serieus wordt behandeld, is het onmogelijk om buiten de bijbehorende axioma's te denken. De combinatie van beperkte aandacht voor de echte economie en continue blootstelling aan één specifieke analysemethode kan studenten er makkelijk toe leiden om verschillen tussen de wereld en de modellen te wijten aan problemen in de wereld, niet in de modellen. Zo dreigen economische opleidingen in de kern prescriptief te worden, in plaats van descriptief. Bijvoorbeeld: als we merken dat een markt niet werkt, concluderen we al snel dat we gewoon een betere markt nodig hebben, in plaats van te zoeken naar benaderingen die berusten op andere vormen van sociale organisatie. Hierdoor wordt kritisch denken over de economie niet gestimuleerd; het blijft een abstracte notie.

De neiging tot kritisch denken wordt ook gevormd door de gebruikte lesmethoden. In toenemende mate bestaan onze examens uit multiple-choice vragen, want die zijn sneller na te kijken. Qua materialen domineren lesboeken: kunstig geconstrueerde kristalpaleizen van theorie, waaruit elke notie van onenigheid, twijfel of ambiguiteit zorgvuldig is weggeschrobd. Maar een academische opleiding gaat niet slechts over het stampen van theorie. Die zou moeten gaan over leren nadenken, onderzoeken, beargumenteren, reflecteren. Het doet er nogal veel toe of studenten essays schrijven of multiple-choice vragen beantwoorden. Het maakt veel uit of we succesvol wiskundige vergelijkingen moeten kunnen reproduceren, of dat we onze positie in een debat moeten verdedigen. Stukje bij beetje hollen zulke lesmethoden de academische aard van de opleiding uit.

Kort en goed: Nederlands economieonderwijs wordt gedomineerd door de studie van los-zwevende, rationele, nutsmaximaliserende individuen, met alleen statistische methoden. We bestuderen hoe deze actoren hun welvaart maximaliseren in de context van schaarste, waarbij het impliciet wordt aangenomen dat dit het thema van alle economische studie is. En aangezien we weinig leren over de echte economie, leren we niet waar modellen afwijken van de realiteit, en ook niet wat deze modellen weglaten of vervormen. Tot slot leren we nauwelijks deze modellen te bevragen door kritisch denkwerk.

Waarom is dit een probleem voor onze hele samenleving?

Dit is een maatschappelijk probleem. Een economie-opleiding over de vraag hoe actoren hun nut maximaliseren in de context van schaarste is wellicht nuttig voor aankomend academische onderzoekers. Maar academici zijn een splintergroepering: minder dan 3% van de studenten van economiebachelors gaat door met een PhD. Zo'n 97% van de afgestudeerde economen krijgen maatschappelijke functies als journalisten, beleidsmakers, managers of ambtenaren. Van deze professionals wordt verwacht dat zij de complexiteit en chaotische aard van de echte economie begrijpen, en dat ze een theorie slechts inzetten om die realiteit te duiden, maar hun theoretische brillen ook kunnen afzetten. Maar dit onderzoek toont aan dat Nederlandse economie-curricula over het algemeen tekort schieten op dit punt. In hun huidige vorm dienen deze opleidingen 97% van hun studenten maar zeer beperkt. Noch dienen ze onze samenleving, door economen te leveren die klaar zijn voor de uitdagingen van de 21ste eeuw.

Zeker, de theorieën en methoden die worden gedoceerd zijn toepasbaar op vele aspecten van de economie. Maar ze negeren de sociale en politieke funderingen van markten. Ze ontkennen elke andere economische logica dan het streven naar persoonlijk gewin. Ze zeggen niets over de structuur van de Nederlandse economie, over relaties tussen en binnen bedrijven, over systemisch risico, macht, welzijn, wereldwijde productieketens, menselijke relaties, geschiedenis, automatisering, het maatschappelijk middenveld, onze bestaande (polder)instituties, samenwerking en de ecologische en culturele inbedding van de economie. Kortweg: het quasi-monopolie van de neoklassieke theorie en de bijbehorende kwantitatieve methoden dwingen studenten in een gefixeerd en zeer beperkt denkraam. Dat gerichte, beperkte denkraam mag wellicht geschikt zijn voor veel academische onderzoeken, het is niet geschikt voor het vormen van professionele economen.

Oké, maar wat nu?

Het is duidelijk: ons economie-onderwijs moet op de schop. Er ontstaan momenteel in hoog tempo allerlei blauwdrukken en voorstellen voor gemoderniseerde opleidingen, zoals die van het Institute for New Economic Thinking (INET) en de International Confederation of Associations for Pluralism in Economics (ICAPE). Op deze website bieden wij een overzicht van zulke voorstellen, en bieden onze eigen suggesties voor het herontwerpen van economie-opleidingen. Daarnaast doen we suggesties voor wat studenten, academici, faculteitsbesturen en de overheid kunnen doen.

Hoewel verandering in deze situatie noodzakelijk en urgent is, zal het niet vanzelf gaan. Een diepere reden van de theoretische eenheidsworst die momenteel het economie-onderwijs kenmerkt is een historische verschuiving in de discipline, die doorwerkt in het onderwijs. Na Adam Smith was economie eeuwenlang een brede, open wetenschap. Maar sinds de Tweede Wereldoorlog begon dit te veranderen. Denkers die een contrast konden bieden voor de neoklassieke blik op de wereld werden langzaam de faculteiten uit geduwd. Sommigen vonden een thuis in naburige disciplines zoals bedrijfskunde, sociologie, politicologie of sociale geografie. Maar omdat de programma's nauwelijks interdisciplinair zijn opgezet, krijgen economiestudenten nauwelijks de kans om te leren van hun inzichten.

Dit probleem is al decennia in aantocht, en er zijn geen quick fixes. Het zal tijd kosten om pluralisme terug te brengen naar onze faculteiten. Maar het moet gebeuren. We moeten ofwel opnieuw pluralistische economische faculteiten creëren, of academici van andere disciplines vragen om te helpen met de opleiding van toekomstige economen.

Deze historische ontwikkeling verklaart uiteraard niet het gehele probleem: het gebrek aan kritisch denken, het gebrek aan contact met de echte economie in de onderwijsprogramma's. Wij weten hoe hard onze docenten werken, en hoe bevlogen ze zijn. Het probleem ligt dan ook eerder bij de beperkingen qua onderwijstijd, de hoge student/docent-ratio, scheef evaluatie-beleid dat lesgeven onderwaardeert en academische publicaties overwaardeert, en een kennelijk gebrek aan geschikt lesmateriaal voor alles wat buiten die smalle mainstream valt. Kortom: met dit onderzoek willen we zeker niet onze professoren aanvallen of beschuldigen.

Echter, los van de schuldvraag zorgt dit gebrekkige onderwijs wel voor een serieus maatschappelijk probleem. Helder economisch denken vormt een essentiëel onderdeel van de infrastructuur van onze samenleving. Zonder goed opgeleide en open-minded economen, of ze nu werken als politici, managers, journalisten of ambtenaren, zijn we collectief gehandicapt in het herkennen en aanpakken van de economische wortels van allerlei maatschappelijke problemen. Zonder goede economen kunnen we niet bouwen aan een sterke en gezonde basis van materiële voorziening, waar ons aller welzijn op rust. Daarom vragen we onze docenten om samen met ons deze uitdagingen aan te gaan.

Hopelijk zullen andere studenten met dit onderzoek geholpen zijn om kritischer te kijken naar wat we leren, zich te organiseren in een lokale (Rethinking) groep en met hun docenten samen te kijken hoe het onderwijs beter kan worden. Wij helpen graag, waar mogelijk.

We hopen dat academische economen zich niet aangevallen zullen voelen door dit onderzoek. Dat is niet onze bedoeling. We weten hoe hard jullie werken, en we willen met jullie samenwerken om deze opleidingen beter te maken. Dit is onze motivatie om (in onze eigen tijd) deze website te bouwen, dit onderzoek te doen en ons te organiseren. Hier staan nog meer aanbevelingen voor studenten, academici, faculteits- en opleidingsbesturen en overheid, om de situatie te verbeteren.

Klimaatverandering, vergrijzing, ongelijkheid, migratie, robotisering; dit zijn de uitdagingen die de toekomst van onze samenleving zullen vormgeven. De economie speelt een belangrijke rol in allemaal. Dat betekent dat grondige, brede economie-opleidingen een van de beste manieren zijn om te investeren in de toekomst van onze samenleving. Laten we bouwen aan zulke opleidingen; in samenwerking en gesprek. (discussieplatform)

 

Zie meer

Aanbevelingen

 
 

Verder Denken

 

Pluriforme opleidingen